|
||||||||
|
We weten wellicht allemaal al even dat er in Scandinavië, net als bij ons hier in West-Europa, formidabele muzikanten rondlopen, die er hun hand niet voor omdraaien om de gevestigde orde overhoop te halen. Getuigen daarvan zijn ondermeer de erg sterke jazz- en impro-artiesten, maar, zoals we vandaag mogen ondervinden, bestaat er ook zoiets als “metal-folk”. In die sectie bevindt zich de relatief jonge band Ritva Nero, een vijftal dat in 2017 werd opgericht en nu debuteert met een plaat, waarop soms eeuwenoude dansdeunen in een eenentwintigste-eeuws rockjas worden gehesen en veelal razendsnelle uitvoeringen krijgen. Dat betekent in de praktijk dat heuse folkinstrumenten als de kantele of de doedelzak zwaar versterkt worden en daarenboven een ritmesectie achter zich krijgen -pompende bas en razende drums-, die voor een make-over zorgen waar je al erg van dichtbij moet naar luisteren om het origineel te herkennen, maar waarbij dansbaarheid altijd voorop blijft staan. Zo wordt er bijvoorbeeld geopend met “Trepatske Trasher”. De trepatska is een dans die aan het begin van de twintigste eeuw bedacht werd door de folkies van toen en dat vandaag van Ritva Nero een opgzfokte versie krijgt, waarbij je zonder moeite de hotsende en botsende dansers in een moshpit kunt voorstellen. Over moshpit gesproken: de plaat bevat ook een nummer dat “Moshpit Mazurka” heet. at een mazurka is, weten wij hier ook, maar, ingebed in zo’n metal ritmesectie mocht ik ze nooit eerder horen. Zowat hetzelfde geldt voor titels als “Rutvan Polkka”, “Dragon Quadrille” en “Rahapolska Helsingista”: in traditie gedrenkt, maar overgoten met een overigens bijzonder overtuigende metal-saus. Je kunt aan elk van de nummers horen dat de muzikanten heus wel weten waar ze mee bezig zijn en dat ze hun instrumenten meer dan terdege beheersen. Dit is simpelweg bijzonder leuke feestmuziek, die uit de traditie geplukt is en naar de dagdagelijkse realiteit van tegenwoordig overgezet is. Ik denk dat ik zelf wat te oud geworden ben voor dit soort feestjes, maar ik kan me levendig voorstellen dat jongelui zich te pletter amuseren bij muziek als deze: goed gespeeld, knap hedendaags gemaakt en zonder meer tot dansen uitnodigend. Dat alle nummers door de bandleden zelf bijeen geschreven werden, voegt nog wat extra toe: de dames en heren zijn allemaal opgeleid aan conservatorium of academie en weten dus wat ze doen. Dat ze dat doen door zelf muziekjes te pennen, die honderd jaar geleden geschreven hadden kunnen zijn, bewijst hun respect voor de muzikale erfenis van de vorige generaties. Daar bovenop: ze doén er werkelijk iets mee, zijn dus origineel en hebben geen schrik om plezier te maken. Mij lijkt dit uitermate geschikt voor festivals, ook hier bij ons. Welke programmator durft? (Dani Heyvaert)
Tracklist
|